Ruim 30 jaar geleden hebben Sophia en ik vaak samen onze kinderen opgewacht na hun Joodse lessen. Met zijn vriendelijke grapjes begroette Ronald ons toen als nieuwe leden van de Joodse gemeenschap voor de prachtige deuren van de Maastrichtse sjoel. Nu, omdat de synagogedeuren wegens omstandigheden altijd gesloten zijn, verwelkomt Ronald mij nog steeds met een even vriendelijke grap. Een Pesach zonder Sophia’s heerlijke Hollandia matzos kan ik me nauwelijks voorstellen. Deze herinneringen waren meer dan genoeg reden om met Sophia en Ronald te gaan zitten en te praten over het verleden en het heden.
Het huis van de Van Buurens, gelegen in een rustige straat in Brunssum, is van veraf herkenbaar dankzij de Israëlische vlag die trots aan de vlaggenstok wappert. Aanvankelijk lag de vlag op een bank in de voortuin, maar nadat een gescheurd exemplaar werd teruggevonden, besloot Sophia de vlag aan de vlaggenstok te hangen. Toen iemand bedenkingen uitte over de vlag bij de voordeur, stonden Sophia en Ronald resoluut voor hun standpunt.
“Bent u in Israël geweest?” vroegen zij. “Wij hebben Israël van binnen ervaren, en we weten waar we voor staan en waarom we doen wat we doen.” Een buurman belde zelfs om te melden dat hij de nummerplaat had genoteerd van de auto van de indringer die de vlag had beschadigd, en er een foto van had gemaakt als bewijs.
De steun van de Joodse gemeenschap in Brunssum is geen nieuw fenomeen. Ronald vertelde vol trots dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog honderden onderduikers in de omgeving waren, en dat geen enkeling werd verraden. In september 1944, na de bevrijding van Brunssum, kwam een rabbijn de stad binnen om een dienst te houden; hij kon hiervoor een protestantse kerk gebruiken, waar men een thorarol had geleend uit Maastricht. De minjan bestond uit overlevenden, waaronder beide ouders van Ronald, die in de buurt ondergedoken zaten – zijn vader zat ruim twee jaar in de mijnen verstopt.
Sophia, geboren in het naoorlogse Amsterdam, is eveneens een kind van onderduikers. Ze bracht haar kinderjaren door in de Pijp, in een omgeving die allesbehalve vriendelijk was. Als vijfjarig kind hoorde ze: “Ze zijn jullie vergeten te vergassen.” Zij en haar zussen waren op school niet welkom; de schooldirecteur adviseerde Sophia’s moeder de kinderen van de school te halen, waardoor Sophia op de Joodse basisschool Rosj Pina terechtkwam.
De familie waarbij Sophia’s moeder ondergedoken was, heeft altijd een warme band met hen onderhouden. Toen Sophia en Ronald als gasten op een katholieke bruiloft een plekje achterin de kerk zochten, werd hen gezegd: “De familie hoort bij elkaar,” en werden zij uitgenodigd vooraan te zitten. Toen er een kind werd geboren, vroeg men of Sophia als oma aangesproken mocht worden, waarop zij antwoordde: “Dan hebben jullie er ook een opa bij.” Vandaag hebben Sophia en Ronald, naast hun twee kleinkinderen in Brunssum, ook bonuskleinkinderen in Barneveld en zelfs een bonuskleinkind in Israël. Deze bijzondere relatie, die begon als een hulpverzoek van een familielid in een moeilijke tijd, is uitgegroeid tot een hechte en betekenisvolle band.


In het leven van Sophia en Ronald heeft een eenmalig hulpverzoek vaak een diepgaande opvolging gekregen. Over hun volledige verhaal leest u in de volgende nieuwsbrief.